De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) is op 1 april 1999 in werking getreden. Het is de basiswet die van belang is voor vrijwel een ieder die werkzaam is in de beveiligingsbranche. De Wpbr geeft aan welke soort werkzaamheden onder de reikwijdte van de wet vallen en welke verplichtingen daaruit voortvloeien. De Wpbr is niet de enige wet waarin bepalingen zijn vastgelegd dat op beveiligen betrekking heeft. De Havenbeveiligingswet stelt specifieke eisen voor havenfaciliteiten. Havenfaciliteiten moeten zich houden aan bepaalde verplichtingen uit de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-code) als ware deze dwingend.
In de praktijk is het niet altijd eenvoudig om vast te stellen of receptiepersoneel of portiers onder de reikwijdte van de Wpbr vallen en derhalve vergunningplichtig zijn. Daarvoor is nodig om aan de hand van de concrete werkzaamheden vast te stellen of sprake is van “een door een of meer personen in stand gehouden particuliere organisatie die gericht is op het verrichten van beveiligingswerkzaamheden”. Beveiligingswerkzaamheden zijn in de Wpbr gedefinieerd als “het bewaken van de veiligheid van personen en goederen en op het waken tegen verstoring van orde en rust op terreinen en gebouwen”. Het hangt van de concrete activiteiten af of het samenstel van werkzaamheden in onderling verband onder de reikwijdte van de WPBR valt.
LUDIEK: Toren C – Oordeel zelf aan de hand van de beelden of deze “mannen” onder de reikwijdte van de Wpbr vallen. http://www.youtube.com/watch?v=o7Bmcaaj51U
Ten tijde van de inwerkingtreding van het Wetboek van Strafvordering in 1929 kon niemand vermoeden dat het aanhouden van verdachten door anderen dan opsporingsambtenaren zo’n grote vlucht zou nemen en dat de particuliere beveiliger zo’n grote rol in het straatbeeld zou hebben als nu.
Een ieder – en dus ook de beveiliger – ontleent aan het Wetboek van Strafvordering bevoegdheden om op te treden tegen een verdachte als men deze op heterdaad betrapt bij het plegen van een strafbaar feit. Voor de beveiligingsmedewerker is van belang dat hij de reikwijdte kent van zijn strafvorderlijke bevoegdheden en zich ook terdege bewust is van de verplichtingen die voortvloeien uit de daadwerkelijke toepassing daarvan.
Artikel – Erfvredebreuk en verboden toegang.
In de beveiligingswetgeving is een specifieke wettelijke bepaling opgenomen die het gebruik van de bewakingshond wat meer inkleurt. Artikel 17 van de Regeling Particuliere Beveiligingsorganisaties (RPB) zegt dat een beveiligingsorganisatie bij de uitvoering van beveiligingswerkzaamheden gebruik kan maken van een hond. Dit gebruik is echter slechts toegestaan indien uit een verklaring van een gecertificeerde instantie blijkt dat de hond geschikt is om als surveillancehond of als objectbewakingshond te worden ingezet. Verder staat in het derde lid van dat artikel dat de hond tijdens de uitvoering van de beveiligingswerkzaamheden onder “direct toezicht” van de geleider dient te staan.